‘We hebben de roosters nog altijd rond gekregen, maar soms scheelde het niet veel,’ vertelt coördinerend clusterverpleegkundige Marije Rientjes van De Martinushof in Twello. ‘Het kan op drukke momenten fijn zijn als je weet dat je een familielid mag bellen. Iemand die even de vaatwasser uitpakt en een oogje in het zeil houdt op de huiskamer, zonder eindverantwoordelijk te zijn uiteraard. Dan kunnen mijn collega’s zich op de meer professionele zorgtaken richten.’
De zorgkloof wordt meer en meer voelbaar, ook binnen Sensire. Er zijn steeds minder medewerkers voor steeds meer en steeds complexer werk. Om bewoners dezelfde kwaliteit van leven te kunnen blijven bieden, worden oplossingen gezocht. Marije vertelt hoe ook haar locatie met drie afdelingen van zestien bewoners met dementie na de zomer van 2021 actie ondernam. ‘Onze locatie was net voor corona bij Sensire gekomen. Vervolgens gingen de deuren letterlijk dicht voor naasten en vrijwilligers. Die deuren hebben we nu juist wagenwijd open gezet, we maken met elkaar een nieuwe start.’ In september stuurde Marije een brief naar de familie. Daarin onderstreepte ze hoe essentieel het is actief betrokken te blijven bij hun naaste in De Martinushof. ‘Het adres is veranderd, maar het “thuis zijn” is niet gestopt. Niet voor de klant en niet voor de naaste. Een deel van de mantelzorg thuis kan hier doorgaan.’ De brief werd stap één richting een intensievere familieparticipatie om de zorg te ontlasten.
Het adres is veranderd, maar het “thuis zijn” is niet gestopt."
De zorgmedewerkers reageerden verschillend op deze ontwikkeling. Een aantal was positief, een aantal afwachtend. Zij waren de zorg ingegaan om te zorgen, niet om taken af te staan. De onontkoombare trend van “zorgen voor” naar “zorgen dat” bewoners een prettig leven ervaren blijkt soms nog lastig. ‘Wij zijn gewend de hele dag verantwoordelijk te zijn en alles voor een bewoner op te lossen. Een deel van die zorg overlaten aan naasten kan dan voelen dan als niet langer zelf die “10” kunnen leveren. Hulp vragen bij familie kan lastig zijn. Stel, een echtgenote neemt een bewoner mee uit wandelen op jouw verzoek. De ene collega voelt dat als “fijn dat meneer nu toch naar buiten kan”, de ander denkt “ik had daar met meneer moeten lopen”.
Vaker familie op de afdeling kan betekenen dat medewerkers zich wel eens “op de vingers gekeken” voelen. ‘Al is dat niet zo, het kan zo voelen. Vooral nu in de beginfase.’ Een ethische vraag die wel eens speelt sinds familie zich actiever inzet: hoe ga je om met meneer A van wie de dochter regelmatig op de huiskamer bijspringt terwijl mevrouw B juist zelden familie ziet?
De brief over familieparticipatie in september was gericht aan de eerste contactpersonen. Hij werd per mail verstuurd, maar expres ook per post. ‘Dit met het oog op verspreiding binnen het eigen netwerk.’ Daarna volgden in oktober en november familieavonden. Veel naasten reageerden positief op het initiatief van De Martinushof. ‘Zij vonden het fijn dat ze iets te doen zouden hebben, bijvoorbeeld als ze toch op bezoek waren. Dan ging de tijd ook sneller. Sommigen hadden zich wel eens afgevraagd of ze iets wel of niet mochten, zoals koffie inschenken voor iedereen. Ze voelden zich echt in het domein van de medewerkers’, vertelt Marije.
Haar collega’s waren die avonden ook aanwezig. ‘Het was een mooi podium juist voor collega’s die wat moeite hadden met een intensievere participatie door de familie. Zij kregen daar de ervaring dat veel naasten ervoor open stonden.’
‘Met iemand die heeft aangegeven dat hij open staat voor een bepaalde taak, maken we afspraken. Bijvoorbeeld dat we mogen bellen als het nodig is. Dan komt zo’n vraag niet als verrassing en weten de collega’s dat ze kunnen bellen. Een aantal doet dat ook al. Toezicht houden en gezelligheid bieden in de huiskamer is de belangrijkste bezigheid waarvoor familieleden worden gevraagd. Dat geeft ons een gerust gevoel als we bij iemand zorg moeten verlenen op de eigen kamer. We zorgen wel dat het familielid ons direct kan bereiken.’
De afdelingen sluiten zo goed mogelijk aan op wat een bewoner en naaste thuis gewend waren. ‘Bij het intakegesprek met nieuwe bewoners vragen we daar uitgebreid naar. Soms is iemands partner al jarenlang gewend de nagels van zijn vrouw te doen of brengt een echtgenote haar man het liefst zelf naar bed. Of laat een nieuwe bewoner het wassen en aankleden door een medewerker beslist niet toe. Dan kan het zijn dat we die in overleg overlaten aan de naaste. Tenzij het te zwaar wordt, dan moeten we iemand afremmen. Een enkele keer wil een partner ook bepaalde medische taken behouden, zoiets leggen we dan goed vast.’ Over en weer is het afstemmen en. We hebben oog voor de gevoelens van families na opname van hun naaste, maar ook voor de gevoelens van onze collega's in het veranderende zorglandschap.
‘Afgelopen jaar hebben we familie op een aantal afdelingen gevraagd de kerstboom op te tuigen. Dit werd leuk opgepakt en ging heel ongedwongen tijdens een bezoek. Bij sommige collega's gaf dit een gevoel van verlies van “de krenten in de pap”. Andere collega's vonden het juist heel mooi en ervoeren hierdoor minder werkdruk.’
Marije vergelijkt de toekomst van de verpleeghuiszorg met wat we al veel langer gewend zijn binnen scholen en sportverenigingen: die redden het ook niet zonder de hulp van de ouders van de leerlingen en de leden. ‘Daar zijn we gewend dat er regelmatig een beroep op je gedaan wordt. En net als hier zien ze daar ook verschillen tussen mensen die zich meer en mensen die zich minder inzetten. Ieders privésituatie is immers anders.’
Op verzoek van de familie wordt een lijst gemaakt met diverse taken waarvoor naasten zich kunnen opgeven. ‘Denk aan koken, een cake bakken of een keer de keukenkastjes doen. Iets dat gekoppeld is aan de eigen huiskamer en waaraan de zorg niet meer toe komt.’ Marije is ervan overtuigd dat bewoner én naasten zich op deze manier nog meer thuis gaan voelen in De Martinushof.